Ik en Bruce

blog      Deze week verscheen het boek Bruce en ik, een verzameling odes aan The Boss. Mannen(alleen mannen)kunnen een aan adoratie grenzende verering hebben voor Springsteen. Ik heb een vriend die ik heel hoog heb zitten, die nuchter is, zelfspot heeft, een koele observator is, en die toch glanzende ogen krijgt als het om Bruce Springsteen gaat. Ik heb dat niet. Ik ben wel eens meegetrokken naar een concert van Bruce en the E-streetband in de Gelredome en dat was eens maar nooit weer. In feite zijn zij de Amerikaanse Status Quo, na drie kwartier denk je al, hee, dit nummer hebben ze toch al gespeeld? En dan vinden deze heren zichzelf onderhoudend genoeg om drie(3!)uur door te blijven te spelen. Ik vond het gruwelijk. Nu ken ik die muziek ook helemaal niet, want die bombastische volgesmeerde sound spreekt mij totaal niet aan, maar dat hoeft niet altijd een bezwaar te zijn. Een Canadese vriend hier uit Amsterdam haalde mij over mee te gaan naar een concert van Tom Petty and the Heartbreakers toen ik daar nog geen nummer van op kon noemen, en ik heb twee uur(toch fijner hoor, dan drie uur)met open bek staan luisteren. Zo goed! En in Londen zag ik The Magic Numbers in het voorprogramma van Paul Weller in The Roundhouse, en daar had ik op dat moment zelfs nog nooit van gehoord. Ik vond het geweldig. Ze overklasten Weller, die avond. Dat the Boss en ik elkaar zouden ontmoeten, ging dan ook zeker niet van mij uit. En toch is het gebeurd, dat wil zeggen, wij hebben een paar minuten op een afstand van nog geen halve meter van elkaar en met een ruit(mijn ruit thuis)ertussen gebarentaal uit staan wisselen.Dat komt zo. Ik woon precies op de helft tussen Paradiso en het Amstel Hotel. Het is vrij gewoon om Hele Beroemde Muzikanten door onze straat te hebben lopen. Vorig jaar, toen The Eagles in Amsterdam speelden, hebben mijn dochter India en ik(ik heb dus een getuige mensen, hoewel India geen idee had wie deze aardige rustige hippie was, natuurlijk, dat heb ik haar later op youtube laten zien)een kwartiertje voor onze deur staan babbelen met Timothy Smith. Wij stonden op de stoep, hij kwam langs, en ik had hem net zien spelen in de Ziggo, ik vond het goed, dus dat wilde ik hem toch even vertellen. Dat hij een Hema-zakje in de hand had(blijkbaar zo ingevoerd in Amsterdam dat hij weet waar hij nieuwe sokken moet kopen)hielp erg bij de laagdrempeligheid van de ontmoeting. Maar goed, Ik en Bruce. Onze keuken is in het souterrain, wat wil zeggen dat als ik sta te koken, ik onder straatniveau sta, en voortdurend alleen maar benen zie langskomen.De afzuig komt direct op de straat uit, dus rond etenstijd id het goed toeven voor mijn ramen. Ik zag tijdens het koken twee zwarte spijkerbroeken voorbij komen en eentje ervan kwam teruggelopen en bukte zich voor het raam. Bruce. Hij speelde die avond solo in Carre, las ik later in de krant. Hij had mijn etensgeuren opgesnoven en maakte met die grijnzende kop van ‘m, van die lekka-lekka gebaren langs zijn hoofd. Ik gebaarde naar de gedekte tafel en deed een uitnodigend gebaar. The Boss keek op zijn horloge, twijfelde even(hij had nog zo’n twee uur voor zijn optreden begon, reconstrueerde ik later)en moest toen toch met helaas-gebaren doorlopen.Born to Run. Hij zwaaide naar me en ik zwaaide terug. Hieronder dan maar een muziekstrip, uit mijn top 40-serie voor het AD.